Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer een vrouw [1]zaad gegeven, en een knechtje gebaard zal hebben, zo zal zij zeven dagen onrein zijn; [2]volgens de dagen der [3]afzondering harer krankheid zal zij onrein zijn. 1. Versta hierdoor de ontvangenis des mensen, in het lichaam van de moeder, die niet alleen van den man, maar ook van de vrouw voortkomt. Want het woord betekent zaad geven en voortbrengen; Gen.1:11,12; vergelijk Hebr.11:11. 2. Dat is, gelijk zij zeven dagen onrein is in haar maandstonden, onder, hfdst.15 vs.19, zo zal zij ook zeven dagen onrein zijn, wanneer zij gebaard heeft. 3. Zo genoemd, omdat zij in den tijd van haar stonden afgezonderd moest wezen van het gezelschap der mensen, om door niemand aangeroerd te worden, dan met conditie dat de mensen, die haar of de dingen die haar lichaam raakten, mitsgaders die deze aanroerden, zekeren tijd voor onrein moesten gehouden worden. Zie onder, hfdst.15 vs.19,20,21, enz.